Ketel aan de Waag

Vanaf de 14e eeuw werd het doodvonnis uitgesproken in geval van muntbedrog. Een valse munter werd dan levend gezoden (gekookt) in een koperen ketel. Waarschijnlijk werd de ter dood veroordeelde alleen met zijn hoofd in de ketel met kokende olie gedompeld. Een snelle dood was dan het gevolg. De muntmeester van de Jonker van Batenburg werd in 1434 in deze ketel ter dood gebracht. De beul (‘de meister van den sweerde’), die het vonnis moest uitvoeren kreeg er twee Arnhemse guldens voor. De ketel weegt 146 pond en is gemaakt door koperslager Johan Peterszoon. Na 1598 werd het koken in de ketel vervangen door ophanging aan de galg. In het begin van de 19e eeuw, tijdens de Franse bezetting, hebben soldaten gaten in de ketel geschoten. Daardoor lijkt de ketel nu meer op een vergiet dan op een kookpan.