Wiegendrukken

Wiegedrukken of incunabelen zijn boeken die vóór 1501 zijn gedrukt. Ze stonden dus aan de wieg van de boekdrukkunst. De boekdrukkunst werd in Europa in 1455 uitgevonden, waarschijnlijk door de Duitser Johannes Gutenberg. Vóór die tijd bestonden er al wel blokboeken. Hiervoor werd iedere pagina van een boek uitgesneden in een houtblok. Dat was zeer veel werk en als er een fout in zat moest het hele blok opnieuw gemaakt worden. Het drukken met losse loden letters betekende dus een geweldige vooruitgang.
In Deventer hebben zich al vóór 1500 enkele boekdrukkers gevestigd. Omstreeks 1477 kwam de drukker Richard Paffraet uit Keulen hier naar toe. Zijn eerste gedrukte boek hier was het 'Liber Bibliae Moralis' met een omvang van bijna duizend pagina's. Paffraet drukte vóór 1485 al 81 verschillende boeken. Hij drukte gemiddeld 2000 bladzijden per jaar. In 1483 begon een tweede drukker in Deventer, Jacob van Breda. Hij woonde naast de Latijnse school en kreeg van die school veel opdrachten voor het drukken van schoolboeken. Een boedrukker was in die tijd ook vaak boekverkoper en boekbinder.
Deventer werd een belangrijke drukkersstad, tot 1520 zelfs de belangrijkste drukkersstad van de Nederlanden. In de Athenaeumbibliotheek van Deventer zijn nog beroemde wiegedrukken aanwezig.