Grootburgerrecht

Het burgerrecht was voor een inwoner van de stad heel belangrijk. Kinderen van in Deventer wonende ouders kregen in Deventer automatisch het burgerrecht.
Dit recht gaf o.a. vrijstelling van het betalen van tol, het recht om in Deventer zonder beperkingen handel te drijven en het recht om de stadsweiden te gebruiken. Men kon het burgerrecht ook kopen, voor twaalf gulden, maar verreweg de goedkoopste manier om het burgerrecht te krijgen was trouwen met een Deventer burgeres.
In 1545 werd het burgerrecht gesplitst in een groot en een klein burgerrecht. Dat laatste kostte maar zes gulden, maar dan mocht je de stadsweiden niet gebruiken.
Diverse keren, in 1576 en 1620, werd het grootburgerrecht ingeperkt, terwijl het wel steeds duurder werd. In 1661 betaalde een winkelier die zich in Deventer wilde vestigen al gauw driehonderd gulden.
In de negentiende eeuw kwam er een einde aan het verlenen of kopen van het grootburgerrecht, omdat het houden van vee afnam. Wie het grootburgerrecht bezat kon jaarlijks 30 gulden krijgen (of toch nog z'n paard in de stadsweiden te laten grazen).
Nu zijn er nog ongeveer honderd grootburgers, verdeeld over zo'n dertig families. Zij hebben nog steeds recht op hun grootburger-uitkering.
Afb.: ???