Het Pothoofd, een deel van IJsselkade, is een belangrijke plaats voor schepen om aan te meren.
Eeuwenlang zijn producten van en naar Deventer vervoerd over water. Dat was de makkelijkste manier van vervoer. De wegen waren in die tijd immers van slechte kwaliteit en vaak was het langs de wegen ook gevaarlijk. Maar niet naar alle windrichtingen stroomden rivieren.
De binnenstad van Deventer kende vroeger twee spoorwegstations. Op de plek van het huidige station stond het gebouw van de spoorwegmaatschappij Staats Spoor (SS).
Met de aanleg van de spoorbrug (1884-1887) werd treinverkeer naar Apeldoorn mogelijk. Ook het wegverkeer maakte gebruik van deze vaste brug over de rivier.
Er was op de spoorbrug een perronnetje waar de stoptrein naar Apeldoorn stopte.
De Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) was een van de twee spoorwegmaatschappijen die op Deventer reed. De HIJSM had een eigen station, waar nu het viaduct aan de Brinkgreverweg is.
Deventer kende een eigen industriespoor. Het netwerk van die spoorlijnen liep dwars door de stad. Er waren verschillende fabrieken op het industrieterrein die een spoorverbinding hadden.
Tussen 1887 en 1894 reed er in Deventer een paardentram om mensen vanaf de stoomtram naar de treinstations te brengen.
Van 1884 tot 1935 reden er trammetjes van de GOSM (Gelders Overijsselse Stoomtram Maatschappij) van en naar Zutphen en later van en naar Emmerik. De trammetjes waren niet alleen van belang voor het personenvervoer, maar werden ook gebruikt voor het goederenvervoer.