De Walstraat dankt haar naam aan de middeleeuwse stadswal. De straat vormde de verbinding tussen Brinkpoort en Bergpoort. In enkele huizen zijn nu nog restanten van de oude stadsmuur te zijn. Achter de Walstraat bevond zich een gracht, die bij de afbraak van de vestingwerken rond 1870 gedempt werd.
Omstreeks 1200 kreeg Deventer zijn eerste stenen stadsmuur. Rond 1360 was die muur om de stad verdubbeld. Als de poorten dicht waren, kon je de stad niet in of uit. Dat was ook de bedoeling, want het was niet veilig buiten de muren van de stad. De muren gaven ook bescherming in tijden van oorlog.
Kooplieden ontdekten al vroeg dat het handig was, als ze elkaar gingen helpen. Zo ontstonden er een soort verenigingen van kooplieden. We noemen deze verenigingen gilden. Ook andere mensen, die een zelfde beroep uitoefenden, gingen zulke gilden oprichten.
Stokvis is hard gedroogde, gezouten vis. De Deventenaren handelden daar vroeger veel in. Daarom worden Deventenaren wel 'stokvissen' genoemd.
Over de Schipbeek voeren schepen met platte bodems, zodat ze ook in ondiep water konden varen.
Deze pot is genoemd naar de plaats van herkomst: Badorf in de omgeving van Keulen. Van de achtste tot de tiende eeuw werden dit soort potten op grote schaal uitgevoerd, tot in Zweden toe. Behalve in Deventer zijn ze ook in Dorestad aangetroffen. Deventer en Dorestad waren in die tijd al belangrijke handelsnederzettingen.
Deventer is in twee perioden van de geschiedenis bisschopsstad geweest. Een bisschop is de hoogste leider van de katholieke kerk in een bepaald gebied, een bisdom genoemd. In 895 verplaatste de bisschop van Utrecht zijn zetel naar Deventer om beter beveiligd te zijn tegen de Noormannen.
Rond het jaar 990 werden in Deventer voor het eerst munten geslagen. Op die munten zien we de namen of afbeeldingen van Duitse keizers, zoals Otto III, Hendrik II of Koenraad II. Zij stonden aan het hoofd van het Duitse Keizerrijk, waartoe Deventer toen ook behoorde.
Tufsteen is een vulkanisch gesteente, dat in de Middeleeuwen vaak gebruikt werd als bouwmateriaal. Het is vrij gemakkelijk te bewerken. Tufsteen werd vooral veel gewonnen in de Eifel in Duitsland. Veel tufsteen werd via de Rijn en de IJssel naar Deventer vervoerd, waar het werd verhandeld.
Bisschop Bernold (ook wel Bernoldus of Bernulfus genoemd) werd in 1046 door de Duitse keizer Hendrik III benoemd tot landsheer van het Oversticht, dat is ongeveer het gebied van de tegenwoordige provincies Overijssel en Drente. Van 1027 tot 1054 was Bernold bisschop van Utrecht.
De crypte van de Lebuinuskerk is het oudste gedeelte van de Grote kerk in Deventer.
Het oudste stenen woonhuis van Nederland staat in Deventer en stamt uit 1130. Het was het huis van de proost en eigendom van de Lebuinuskerk.
Het gebied tussen Bergkerk en Brink wordt het Bergkwartier genoemd. In deze wijk zijn veel oude huizen gerestaureerd.
de Bergkerk wordt ook wel de Sint Nicolaaskerk genoemd. Men is aan het eind van de twaalfde eeuw begonnen met de bouw van deze kerk.
Tot 1827 werden mensen begraven in en rondom de Lebuinus- en Bergkerk.
De Deventer kooplieden haalden veel handelswaar van over zee. Ze voeren veel naar de landen in Noord-Europa en rond de Oostzee, zoals Noorwegen, Zweden, Noord-Duitsland. Maar die tochten over zee in hun koggenschepen waren gevaarlijk. En in die verre, vreemde landen was het moeilijk handel te drijven, als je er de weg niet wist.
Om destad te verdedigen tegen aanjvallen werd in de dertiende eeuw rondom de stad een muur gebouwd, in de veertiende eeuw gevolgd door een tweede muur. De benodigde bakstenen werden geleverd door stenenbakkers, die op de stadsweide hun bedrijf uitoefenden.
In de dertiende eeuw werd begonnen met de aanleg van een dikke stenen ringmuur rondom de kleine stad, die Deventer toen was. Dat was nodig om de stad tegen aanvallen te kunnen verdedigen. Één muur was nog niet veilig genoeg. Daarom werd een eeuw later enkele meters vóór die muur een tweede dikke ringmuur aangelegd.
In de Lebuinuskerk is een tegelvloer uit 1220 bewaard gebleven.
In 1225 werd bij Deventer een cisterciënzer klooster gesticht, 'Horst' geheten. In deze abdij woonden veel zusters uit de Duitse abdij van Hönnepol; misschien verklaart dat de naam 'Ter Hunnepe'. In 1253 brandde het klooster af, maar in 1266 kregen de kloosterzusters grond op 'Somersvoert', gelegen in de buurtschap Lage Weteringen.
Rond 1230 werden vestingtorens gebouwd tegen de stenen stadsmuur. Twee daarvan zijn bewaard gebleven.
In Deventer is een oude rol perkament bewaard gebleven, waarop de namen van de leden van het koopmansgilde geschreven staan.
Het Heilige Geest of Grote Gasthuis is het oudste gasthuis van Deventer en bestond al in de dertiende eeuw. Het was gelegen op de hoek van de Brink en de Kleine Overstraat op de plek waar nu de Openbare Bibliotheek te vinden is. Het huis was in het begin bedoeld voor vreemdelingen, zwervers en reizigers die geen herberg konden betalen.
In de Roggestraat zijn nog delen van de gevel te zien, die ooit behoorden tot het Middeleeuwse Voorster Gasthuis. De rijke burger Geert Hakesberch stelde in 1471 zijn bezit ter beschikking aan het stadsbestuur om er een armenhuis mee te stichten “voor arme luyden, veroldert ende kranck, van leden verlammet”.
In de tijd van de Hanze werden producten over zee vervoerd in koggeschepen. Dat is een type boot met één groot rechthoekig zeil en veel laadruimte.
Het oudste woonhuis van Deventer waar een burger in woonde, stamt uit ongeveer 1300 en staat in het Bergkwartier.
Deze straat is niet vernoemd naar een 'rijke man', maar naar ene Rikmond of Ricmodis, een rijke vrouw uit Keulen, die zo bekend was dat de straat al in de veertiende eeuw naar haar genoemd is. In deze straat woonden in de vijftiende en zestiende eeuw veel Bergenvaarders.
Toen er in 1334 een grote stadsbrand woedde bestond de Mariakerk al. Er staat namelijk beschreven dat de Mariakerk toen schade opliep. De kerk was tegen de grote Lebuinuskerk aangebouwd en was bedoeld voor de gewone mensen. Het stadsbestuur beheerde de kerk.
In 1235 deed zich een grote stadsbrand voor. Honderd jaar later deed zich opnieuw een grote stadsbrand voor. Op zaterdag 21 juli van dat jaar werd de bevolking van Deventer opgeschrikt door een zeer felle brand. In enkele uren brandde tweederde deel van de stad tot de grond toe af.
De Broederenkerk is de derde grote kerk in Deventer. Het werd rond 1335 gebouwd als kloosterkerk bij het toen al bestaande klooster van de broeders Franciscanen.
In 1340 werd Geert Grote geboren als zoon van een rijke lakenkoopman. Zijn naam wordt ook wel geschreven als Geert Groote. Toen hij tien jaar was stierven zijn ouders aan de pest. Nadat hij in Deventer de Latijnse School had gevolgd, ging hij studeren aan de universiteit van Parijs.
Deventer kooplieden, die handel dreven met de Noorse stad Bergen verenigden zich in de veertiende eeuw in het Bergenvaardersgilde. Hun belangrijkste handelswaar was de stokvis. Stokvis id de naam voor kabeljauw, die aan stokken te drogen hing. De handel in stokvis was zo belangrijk, dat sommige kooplieden zelfs gedurende langere tijden in Bergen woonden.
In de loop van de veertiende eeuw werd enkele meters vóór de eerste stadsmuur een tweede ringmuur om de stad aangelegd. Deze muur was iets lager, zodat men vanaf de binnenste muur over de buitenste muur kon schieten. Deze stadsmuur met poorten en torens omsloot ook het gehele Bergkwartier.
Florens Radewijns, geboren in 1350 en opgeleid aan de universiteit van Praag, raakte zeer onder de indruk van de levenswijze van Geert Grote en kwam daarom naar Deventer, waar hij zijn eerste leerling werd. Hij kreeg de leiding over de door Geert Grote rond 1381 gestichte Broeders van het Gemene Leven.
De Stads- of Athenaeumbibliotheek van Deventer bevat nog oude handschriften uit de veertiende en vijftiende eeuw, toen er nog geen boeken gedrukt werden. De Broeders en Zusters van het Gemene leven waren in die tijd druk met het kopiëren (overschrijven) van boeken.
Johannes Brinckerinck (1359-1419) werd geboren in Zutphen en volgde in Deventer de kapittelschool, later de Latijnse school genoemd. Hij was één der eerste volgelingen van Geert Grote. Hij vergezelde Geert Grote op zijn preektochten en preekte zelf ook regelmatig in de Mariakerk in Deventer.
In de middeleeuwen werd het Oversticht (de huidige provincie Overijssel) vanuit het zuiden(de huidige provincie Gelderland) bedreigt. Er is destijds een verdedigingswerk aangelegd, een landweer. Bij doorgangen in de landweer stonden kastelen. Eén erv
Met 'Moderne Devotie' wordt een vernieuwingsbeweging binnen de kerk bedoeld, die zich in de veertiende eeuw vanuit Deventer verspreidde.
De plaquette op de muur van het huis op de hoek Bagijnenstraat en Hagensteeg herinnert aan het geboortehuis van Geert Grote aan de overkant van de Hagensteeg. In 1340 werd Geert grote daar geboren. In 1374 stelde hij dit ouderlijk huis beschikbaar aan de stad om er arme ongehuwde vrouwen in te laten wonen.
In de huizen van de kapittelheren achter de Lebuinuskerk ontstond in het midden van de twaalfde eeuw een kapittelschool. De kapittelheren waren hoge geestelijken die het bestuur van de kerk vormden. Naast Latijn vormde ook muziek een belangrijk vak op de school.
Thomas werd in 1379 of 1380 geboren in de Duitse stad Kempen, niet ver van Venlo. Toen hij twaalf jaar oud was reisde hij naar Deventer, waar hij de Latijnse school school bezocht. Hij vond onderdak in het arme-jongenshuis van de Broeders van het Gemene Leven.
De Broeders en Zusters van het Gemene Leven hielden zich o.a. bezig met het overschrijven van teksten. Ze noemden dat 'afschrijven'. Tot de belangrijkste boeken uit hun tijd behoort het Getijdenboek van Maria, waarvoor Geert Grote in 1383 de tekst samenstelde.
Geert Grote stichtte rond 1381 de gemeenschap van de Broeders van het Gemene Leven in het huis van zijn leerling en vriend Florens Radewijns. Het woord 'Gemene' betekent dat zij gemeenschappelijk leefden door hun bezittingen te delen. Ze leefden net als de Zusters van het Gemene Leven heel sober en godsdienstig en hebben veel betekend voor de ontwikkeling van het onderwijs en de verspreiding van boeken.
Het Lamme van Diesehuis was een huis voor zusters van het Gemene Leven. Er zijn nog resten van dit huis te zien aan de Pontsteeg.
Florens Radewijns (1350-1400), de eerste leerling van Geert Grote, stichtte in 1385 na de dood van zijn leermeester de gemeenschap van de Broeders van het Gemene leven. Hij stelde leefregels op voor het huis, waarin hij met zijn medebroeders woonde. Samen besloten zij om alle inkomsten in een gezamenlijke kas te storten.
Diepenveen behoort sinds de gemeentelijke herindeling van 1999 tot de gemeente Deventer. Daarvoor was het een zelfstandige gemeente met ruim 10.000 inwoners. De gemeente Diepenveen bestond uit de dorpen Diepenveen, Schalkhaar, Lettele en Okkenbroek en de buurtschappen Oude Molen, Averlo, Linde en Tjoene.
De oudste muurschilderingen in de Grote of Lebuinuskerk stammen uit ongeveer 1400. Die muurschilderingen worden fresco’s genoemd. Ze zijn met waterverf geschilderd op een pas aangebrachte kalklaag. Eén van de oudste schilderingen stelt Jezus aan het kruis voor.
Al eeuwenlang zorgen de IJssel en de Schipbeek voor overstromingen en wateroverlast. Al rond 1400 begon men met het aanleggen van dijken. Maar tot op de dag van vandaag wordt de stad nog regelmatig geplaagd door ondergelopen kades en landerijen. De IJssel laat zich maar ten dele temmen door dijken en kribben.
Een oud handschrift, afkomstig uit het vrouwenklooster van Diepenveen, bevat uittreksels uit de tekstenverzameling van Florens Radewijns (1350-1400). Florens Radewijns was na het overlijden van Geert Grote in 1384 de leider van de Broeders des Gemenen Levens.
De bronzen kardinaalshoed aan de gevel op de hoek Polstraat-Bursestraat herinnert aan Nicolaas van Cusa, ook wel Cusanus genoemd. Deze schipperszoon dankt zijn naam aan zijn geboorteplaats Kues, een stadje aan de Moezel in Duitsland. Mogelijk bezocht hij in Deventer de Latijnse School.
In 1400 werd op een zandrug in ‘het diepe veen’ vanuit de zustergemeenschap van het Meester Geertshuis door Johannes Brinckerinck een zustergemeenschap gesticht, die in 1408 werd omgevormd tot een vrouwenklooster. Het was het eerste vrouwenklooster van de geestelijke vernieuwingsbeweging, die 'Moderne Devotie' wordt genoemd.
Dit huis is genoemd naar de rijke burger Reyner Buyskens, die rond 1400 in zijn tuin armenwoningen had laten bouwen. In 1419 werd zijn huis met de armenwoningen door zijn dochter Aleyt geschonken aan de Zusters van het Gemene (gemeenschappelijke) Leven, waaartoe ze zelf ook behoorde.
Alexander Hegius is bekend geworden als rector van de Latijnse school. Onder zijn leiding kwam de school tegen het eind van de vijftiende eeuw tot grote bloei. Alexander Hegius werd rond 1433 geboren te Westfalen in Duitsland. Hij bezocht de domschool in Keulen en daarna de universiteit van Rostock.
Vanaf de 14e eeuw werd het doodvonnis uitgesproken in geval van muntbedrog. Een valse munter werd dan levend gezoden (gekookt) in een koperen ketel. Waarschijnlijk werd de ter dood veroordeelde alleen met zijn hoofd in de ketel met kokende olie gedompeld.
Naast het Landshuis aan het Grote Kerkhof heeft ooit een pand gestaan dat net zo mooi was als het Landshuis. In 1442 werd 'Die Schuer' voor het eerst genoemd. Het huis lag in die tijd nog samen met de Brunenberg (het latere Landshuis) en nog twee huizen, De Halve Maan en het Olde Credeshuus, aan een straat die pas in 1644 een plein werd: het Grote Kerkhof.
De huizen op de hoek Boterstraat/Brink stammen uit het eind van de vijftiende eeuw. De bouwstijl wordt laat-gotisch genoemd. De huizen hebben topgevels vóór en achter met daartussen een zadeldak. In de gevels aan de kant van de Boterstraat zie je op de eerste en tweede verdieping fraaie korfbogen.
Voordat in 1454 een begin werd gemaakt met de bouw van deze grote toren werd het oude torencomplex uit de 11e eeuw gesloopt. In 1499 werd de nieuwe toren met een eenvoudige kap afgedekt. De toren was toen 45 meter hoog, nu ruim 60 meter. In de 16e eeuw werden er klokken in gehangen.
Wiegedrukken of incunabelen zijn boeken die vóór 1501 zijn gedrukt. Ze stonden dus aan de wieg van de boekdrukkunst. De boekdrukkunst werd in Europa in 1455 uitgevonden, waarschijnlijk door de Duitser Johannes Gutenberg. Vóór die tijd bestonden er al wel blokboeken.
Paus Adrianus VI, de enige Nederlandse paus, werd in 1459 in Utrecht geboren als Adriaan Floriszoon Boeyens, zoon van een scheepstimmerman. Hij studeerde waarschijnlijk aan de Latijnse School in Deventer, in de tijd dat Alexander Hegius daar rector was.
Om de rust te waarborgen binnen de stadsmuren van Deventer, met name tijdens de jaarmarkten, werden binnenkomers bij de stadspoorten gecontroleerd. Ook werd het tolgeld geïnd. Ongewenste personen kwamen de stad niet in en meegenomen messen mochten slechts een maximale lengte hebben.
De naam Houtmarkt herinnert nog aan de plek waar in 1472 een aparte houthaven met houtopslag ontstond bij de monding van de Schipbeek. Op die plaats ontstond een stapelmarkt voor hout. Hout kon daar worden opgeslagen om vroeger of later te worden verkocht of te worden doorgevoerd.
In 1477 drukte Richard Paffraet de oudst bekende Deventer druk: het Liber Bibliae Moralis met bijna duizend pagina's.
Deventer is nog steeds een boekenstad. Er hebben zich hier in de loop der tijd veel drukkerijen gevestigd. Dat begon al tegen het eind van de vijftiende eeuw. Het oudst bekende gedrukte boek in Deventer stamt uit 1477 en is gedrukt door de boekdrukker Richard Paffraedt, die vanuit Keulen naar Deventer was gekomen.
Tussen de Noordenbergstraat en de IJssel is er een smalle steeg met de naam Kranensteeg. Ter hoogte van deze steeg stond aan de kade van de rivier een hijskraan.
Rond 1550 liet het stadsbestuur ter hoogte van de Welle en Onder de Linden een kademuur van baksteen optrekken. De muur werd bekleed met zandsteenplaten. In de muur zaten vier trappen naar het water. In 1558 werd ter hoogte van de huidige Graaf van Burenstraat het bastion Graaf van Buren gebouwd om de brug over de IJssel te kunnen beschermen.