Na de hervorming van 1591 werd de Broederenkerk in gebruik genomen door een protestantse gemeenschap en in de achttiende eeuw door de Frans sprekende Waalse gemeente, ook een protestantse kerkgemeenschap. Het waren vooral de belangrijke rijke families die hiertoe behoorden.
Aan de overkant van de IJssel is er ook tegenwoordig nog een hotel. Op die plaats was er ook in de negentiende eeuw al een herberg.
In de Koerhuisbeek bij Deventer is een schedel gevonden van een jager. De schedel is uit ongeveer 8000 v. Chr. Jagersvolken trokken door de omgeving achter de kudden dieren aan, waarop ze jaagden. De eerste jagers in deze streek leefden hier vermoedelijk zo'n 100.
In 1795 woonden er 9.000 mensen in de stad. In 1830 zo'n 13.000 en in 1849 al meer dan 15.000. Al die mensen woonden nog binnen de muren van de oude stad.
In de loop van de Nieuwe Steentijd (5300-2000 v. Chr.) schakelden de bewoners van deze streken geleidelijk over op een boerenbestaan.
In Deventer en omgeving zijn op verschillende plaatsen vondsten gedaan van menselijke bewoning uit de Oude Steentijd (tot 9000 jaar v. Chr.), zoals bijvoorbeeld stenen schrabbers en pijlpunten.
Om "het lot van de werkman" te verbeteren werd er in 1871 een algemene werklieden vereniging opgericht met de naam "Help U Zelven". Deze vereniging koos voor een voorzichtige aanpak. Van protesten, stakingen en oproer moest men niets hebben.
In de Romeinse tijd (50 v. Chr. tot 500 na Chr.) ligt het gebied waar Deventer nu ligt, buiten de grenzen van het Romeinse Rijk. Maar er zijn wel invloeden bekend van de Romeinen op de Germanen die hier leefden.
Rond het begin van de jaartelling wonen er in het noordwestelijk deel van Europa Germanen. Een deel van dit gebied wordt niet door de Romeinen veroverd. In dat gebied ligt ook de huidige stad Deventer. Dit niet door de Romeinen veroverde gebied wordt
In Diepenveen zijn vanaf 1993 veel oude munten gevonden uit de Romeinse tijd.
De Romeinen hebben zich nooit in de omgeving van Deventer gevestigd, maar er zijn wel bewijzen dat er contact was tussen de Germanen die hier woonden en de Romeinen ten zuiden van de grote rivieren uit de periode tussen 50 voor Chr. en 400 na Chr.
Het gebied tussen Bergkerk en Brink wordt het Bergkwartier genoemd. In deze wijk zijn veel oude huizen gerestaureerd.
In 1225 werd bij Deventer een cisterciënzer klooster gesticht, 'Horst' geheten. In deze abdij woonden veel zusters uit de Duitse abdij van Hönnepol; misschien verklaart dat de naam 'Ter Hunnepe'. In 1253 brandde het klooster af, maar in 1266 kregen de kloosterzusters grond op 'Somersvoert', gelegen in de buurtschap Lage Weteringen.
In de Roggestraat zijn nog delen van de gevel te zien, die ooit behoorden tot het Middeleeuwse Voorster Gasthuis. De rijke burger Geert Hakesberch stelde in 1471 zijn bezit ter beschikking aan het stadsbestuur om er een armenhuis mee te stichten “voor arme luyden, veroldert ende kranck, van leden verlammet”.
Het oudste woonhuis van Deventer waar een burger in woonde, stamt uit ongeveer 1300 en staat in het Bergkwartier.
Deze straat is niet vernoemd naar een 'rijke man', maar naar ene Rikmond of Ricmodis, een rijke vrouw uit Keulen, die zo bekend was dat de straat al in de veertiende eeuw naar haar genoemd is. In deze straat woonden in de vijftiende en zestiende eeuw veel Bergenvaarders.
In 1235 deed zich een grote stadsbrand voor. Honderd jaar later deed zich opnieuw een grote stadsbrand voor. Op zaterdag 21 juli van dat jaar werd de bevolking van Deventer opgeschrikt door een zeer felle brand. In enkele uren brandde tweederde deel van de stad tot de grond toe af.
De pest is een besmettelijke ziekte die van de veertiende tot en met de zeventiende eeuw veelvuldig in Deventer voorkwam.
De huizen op de hoek Boterstraat/Brink stammen uit het eind van de vijftiende eeuw. De bouwstijl wordt laat-gotisch genoemd. De huizen hebben topgevels vóór en achter met daartussen een zadeldak. In de gevels aan de kant van de Boterstraat zie je op de eerste en tweede verdieping fraaie korfbogen.
De Fermerie is tegenwoordig een buurthuis in de Noordenbergbuurt. Het staat aan de Molenstraat. De naam Fermerie komt van het Franse woord 'infirmerie', dat ziekenhuis betekent. Tegenwoordig is het een buurthuis, maar vroeger was hier het pesthuis ge
Anna van Twickelo leefde van 1508 tot 1605 en was gehuwd met Marten Boedeker. Het geld dat Anna van Twickelo en haar zoon Balthasar Boedeker (1540-1617) na de dood van Balthasar aan de stad Deventer nalieten was bedoeld om er een katholieke universiteit van te stichten.
Van het begin van de 14e tot het begin van de 19e eeuw had het stadsbestuur het recht om doodstraffen uit te spreken (het halsrecht). Vier blauwe stenen in de bestrating voor het huidige Kantongerecht op de Brink markeren de plaats waar het schavot heeft gestaan.
Het burgerrecht was voor een inwoner van de stad heel belangrijk. Kinderen van in Deventer wonende ouders kregen in Deventer automatisch het burgerrecht. Dit recht gaf o.a. vrijstelling van het betalen van tol, het recht om in Deventer zonder beperkingen handel te drijven en het recht om de stadsweiden te gebruiken.
Het bestrijden van brand was een grote zorg voor het stadsbestuur en een belangrijke taak van de burgers. Op centrale punten in de stad, zoals in De Waag, waren brandemmers, brand- of vuurhaken en ladders aanwezig om bij het blussen te gebruiken. Vu urhaken dienden om brandende daken van stro en muren van brandende huizen om te trekken en zo het uitbreiden van brand tegen te gaan.
Aegidius de Monte, geboren in de Zuidelijke Nederlanden, heette eigenlijk Jillis van den Berge in het Nederlands, of Gilles du Mont in het Frans. Hij was overste van een klooster in Leuven, totdat hij in 1570 tot bisschop van Deventer werd benoemd. Hij was een strenge geestelijke, fel tegen godsdienstige vernieuwingen en niet erg geliefd.
Jacobus Revius leefde van 1586 tot 1658. Hij werd geboren in Deventer als Jacob Reefsen en overleed in Leiden. Hij studeerde theologie in Leiden en Franeker en was van 1614 tot 1642 predikant in Deventer. In 1618 werd Revius belast met de zorg voor de stadsbibliotheek.
In het Elisabethsgasthuis, dat aan de Bagijnenstraat stond, werden krankzinnigen ondergebracht. Rond1600 was het gasthuis aan nieuwbouw toe. De gebouwen waren klein en benauwd. De bestuurders waren van mening dat de 'arme ellendigen' jammerlijk waren gehuisvest en dat het niet goed was hen nog langer 'in vuilnis en koude te laten liggen'.
Omdat er in de ommuurde stad weinig ruimte was om te bouwen, werden alle plekjes benut. Zo werden er ook huizen gebouwd tegen de binnenzijde van de stadsmuren of, zoals hier op de foto te zien is, in dit geval tegen de Mariakerk. Deze huisjes werden stovenzettershuisjes genoemd.
Tot 1483 was er alleen maar een veerpont over de IJssel. Pas eind vijftiende eeuw kwam er een brug, die al snel door vijandige Gelderse troepen werd vernield. Ook latere bruggen werden verwoest: door zware ijsgang of door vuur. Begin zeventiende eeuw kwam er een schipbrug ongeveer op de plek waar nu het pontje vaart.
Nadat de Lebuinuskerk in 1580 in het bezit van de protestanten was gekomen, veranderde er nogal wat in het interieur van de kerk. Niet alleen de beelden werden verwijderd, maar ook de muurschilderingen verdwenen onder een laag witkalk. Alleen 'HET WOORD' mocht nog klinken.
Dit schilderij van Abraham van Beerstraten geeft een goede indruk van de Brink en het waaggebouw in de 17e eeuw. Vóór het waaggebouw werd in de periode 1643-1649 een bordes met trappen aangebracht, geheel in renaissancestijl met zandstenen zuilen en leeuwenfiguren.
Met een hofje wordt een woonvorm bedoeld, die bestaat uit een groep kleine huisjes rondom een tuin gelegen. Daarin woonden arme alleenstaande vrouwen. In de zeventiende eeuw beleefde deze besloten woonvorm een hoogtepunt. Deventer heeft enkele hofjes gekend, waarvan er nu nog één over is: het Jordenshofje.
De naam van dit poortje herinnert aan de weduwe van Arent Meyer, die in 1455 een huis en erf kocht nabij de Brooederenkerk. Zij bestemde het huis voor arme mensen. In de loop der eeuwen ontstond een hofje met negen huisjes, het Oude Vrouwenhuis. Bij de aanleg van het Broederenplein in 1967 werden de huisjes gesloopt.
De grote stadsbrand van 1334 legde tweederde van de huizen van de stad in de as. Het stadsbestuur zag in dat het belangrijk was blusmateriaal, zoals emmers en ladders, bij de hand te hebben. Zelf schafte de stad in 1548 honderd leren emmers aan met het stadswapen erop.
Aan de Kleine Poot bij de Lebuïnuskerk staat verscholen in een nis van de Lebuïnuskerk deze hardstenen pomp uit de achttiende eeuw. Boven de pomp is een stenen vaas geplaatst. De pomp valt op door de aangebrachte versiering in de vorm van een ramskop met festoenen (slingers).
Brinkgreven is een psychiatrisch ziekenhuis aan de rand van de stad Deventer.
Eeuwenlang was Deventer gevangen tussen de twee zware stadsmuren. Steeds meer werden die muren en wallen om de stad als beknellend gevoeld. De stad wilde groeien. Er waren steeds meer inwoners. Pas na 1874 mochten de stadsmuren afgebroken worden. Daa
In de Nieuwstraat is tegenwoordig een hotel gevestigd. Vroeger was dit gebouw een ziekenhuis, het St. Jozefziekenhuis.
Met de aanleg van de spoorbrug (1884-1887) werd treinverkeer naar Apeldoorn mogelijk. Ook het wegverkeer maakte gebruik van deze vaste brug over de rivier.
Vanuit het Sint Geertruidengasthuis in het Noordenbergkwartier ontstond in 1884 een echt ziekenhuis. Op de hoek van de Singel en de Binnensingel verrees onder de naam Sint Geertruidengast- of ziekenhuis een nieuw gebouw, dat tot 1940 dienst heeft gedaan.
Er was op de spoorbrug een perronnetje waar de stoptrein naar Apeldoorn stopte.
Tussen 1887 en 1894 reed er in Deventer een paardentram om mensen vanaf de stoomtram naar de treinstations te brengen.
Van 1884 tot 1935 reden er trammetjes van de GOSM (Gelders Overijsselse Stoomtram Maatschappij) van en naar Zutphen en later van en naar Emmerik. De trammetjes waren niet alleen van belang voor het personenvervoer, maar werden ook gebruikt voor het goederenvervoer.
Deze overdekte hal van ijzer, hout en glas uit 1889 heeft gediend als botermarkt. De boeren uit de omgeving kwamen er hun zelfgemaakte boter verkopen. De afbeeldingen van vaatjes boter in de daklijst herinneren nog aan de bestemming die deze hal heeft gehad.
Op het landgoed 'De Rollecate' bij Dedemsvaart werd in 1913 de eerste opleiding tot landbouwhuishoudlerares gestart. In 1930 vertrok de school naar Deventer en ging daar 'Nieuw Rollecate' heten. De school, met een grote tuin, werd hier gevestigd aan de Tesschenmacherstraat en werd, net als 'De Rollecate' in Dedemsvaart, een internaat.
In 1916 speelde Go Ahead om het kampioenschap van Nederland. Helaas werd de finale verloren maar het jaar daarop lukte het wel en werd Go Ahead voor het eerst kampioen van Nederland. Daarna werd de club nog drie keer kampioen van Nederland en wel in 1922, 1930 en 1933.
Vanaf 1901 werden er veel arbeiderswoningen gebouwd, omdat de Woningwet het wonen in oude krotten verbood. Het ontwerp voor het complex in de wijk tussen de Zutphenselaan en de H.F. de Boerlaan, gebouwd op een oud verdedigingswerk, omvatte 326 woningen en tien winkels.
Toen het in de jaren twintig van de twintigste eeuw voor het almaar toenemende verkeer steeds bezwaarlijker werd dat de schipbrug zo vaak en zo lang open was, begon men over een nieuwe, vaste brug na te denken. In 1939 begon men een nieuwe brug te bouwen met de oprit precies op de plek van de oude haven, die dan ook gedempt werd.
Al in 1958 hadden enkele mensen, onder wie de ondernemer Paul Schoemaker en enkele gemeentebestuurders, de koppen bij elkaar gestoken en waren in Skandinavië gaan kijken hoe een kunstijsbaan eruit zag. De Koninklijke Nederlandse Schaatsbond en de Nationale Sport Federatie steunden het plan om in Deventer een kunstijsbaan aan te leggen.