Deze spottende afbeelding, Kiek-in-de-pot genoemd, herinnert aan één van de blokhuizen of forten die de hertog van Gelre aan de overkant van de IJssel gebouwd had. Van daaruit konden zijn manschappen de stad in de gaten houden. Ze konden als het ware bij de Deventenaren in de pot kijken.
Omstreeks 1200 kreeg Deventer zijn eerste stenen stadsmuur. Rond 1360 was die muur om de stad verdubbeld. Als de poorten dicht waren, kon je de stad niet in of uit. Dat was ook de bedoeling, want het was niet veilig buiten de muren van de stad. De muren gaven ook bescherming in tijden van oorlog.
Vanaf het jaar 834 maakten Vikingen belangrijke handelssteden zoals Dorestad (nu Wijk bij Duurstede) en Utrecht onveilig. Ze verplaatsten zich per schip en voerden verrassingsaanvallen uit. Ook de handelsnederzetting Daventre (Deventer) ontkwam niet aan hun roofzucht.
Om destad te verdedigen tegen aanjvallen werd in de dertiende eeuw rondom de stad een muur gebouwd, in de veertiende eeuw gevolgd door een tweede muur. De benodigde bakstenen werden geleverd door stenenbakkers, die op de stadsweide hun bedrijf uitoefenden.
In de dertiende eeuw werd begonnen met de aanleg van een dikke stenen ringmuur rondom de kleine stad, die Deventer toen was. Dat was nodig om de stad tegen aanvallen te kunnen verdedigen. Één muur was nog niet veilig genoeg. Daarom werd een eeuw later enkele meters vóór die muur een tweede dikke ringmuur aangelegd.
Rond 1230 werden vestingtorens gebouwd tegen de stenen stadsmuur. Twee daarvan zijn bewaard gebleven.
Langs de IJssel in de buurt van het dorp Voorst staan de restanten van een oud kasteel, Nijenbeek.
In de loop van de veertiende eeuw werd enkele meters vóór de eerste stadsmuur een tweede ringmuur om de stad aangelegd. Deze muur was iets lager, zodat men vanaf de binnenste muur over de buitenste muur kon schieten. Deze stadsmuur met poorten en torens omsloot ook het gehele Bergkwartier.
In de middeleeuwen werd het Oversticht (de huidige provincie Overijssel) vanuit het zuiden(de huidige provincie Gelderland) bedreigt. Er is destijds een verdedigingswerk aangelegd, een landweer. Bij doorgangen in de landweer stonden kastelen. Eén erv
De soldaten van de hertog van Gelre vluchtten in 1527 uit de twee blokhuizen Morgenster en Altena, die pal tegenover de stad lagen aan de overzijde van de IJssel. Ze dachten dat ze van achteren aangevallen zouden worden, maar dat was helemaal niet zo.
Ook in Deventer is het lang niet altijd zo geweest dat alle godsdienstige groepen dezelfde rechten hadden. In 1529 werden in Deventer voor het eerst bepalingen afgekondigd over ketterijen en geoorloofde boeken. Een ketter was iemand die de regels van de heersende godsdienst niet wilde navolgen.
Wederdopers vormden een geloofsrichting, ontstaan in het begin van de zestiende eeuw. Ze vonden dat alleen volwassenen mochten worden gedoopt. Omdat zij zelf als kind al waren gedoopt, lieten ze zich als volwassene opnieuw dopen. Vandaar de naam wederdopers.
Om de vestingwal te versterken werden er in de loop van de zestiende eeuw en in het begin van de zeventiende eeuw op verschillende plaatsen bolwerken of bastions aangelegd. Een bolwerk is een vooruitspringend, vijfhoekig gedeelte van een vestingwal. Vanaf zo'n bolwerk kon men de vijand vanuit verschillende hoeken beschieten.
De Tachtigjarige oorlog duurde van 1568 tot 1648. Deventer heeft veel te lijden gehad tijdens deze oorlog.
Tijdens de Tachtigjarige oorlog, in 1578, wordt Deventer belegerd door Graaf van Rennenberg. Dat beleg is op een schilderij vastgelegd.
In het jaar 1580 werden door aanhangers van de nieuwe godsdienst grote vernielingen aangebracht in de kerken van Deventer, die tot dan toe aan de katholieken hadden toebehoord (in de Broederenkerk al in 1578). Beelden en andere godsdienstige voorstellingen moesten het ontgelden en werden zwaar beschadigd of geheel vernield.
Prins Maurits (1567-1625) was de zoon van prins Willem van Oranje (Willem de Zwijger). In mei 1591 naderde opnieuw het Staatse leger de stad Deventer, nu onder aaanvoering van Prins Maurits. Zijn leger bestond uit 9000 man voetvolk en 1600 ruiters. Na een belegvan vijf dagen werd door de kanonnen van het leger een bres geschoten in de stadsmuur bij de Zandpoort.
Achter de Grote of Lebuinuskerk aan de Kleine Poot stonden vanaf de elfde eeuw de kapittelhuizen. Daarin woonden de kapittelheren, die samen het kapittel vormden. De kapittelheren, ook wel kanunniken genoemd, zorgden voor de kerkdiensten. Daarnaast hielden ze zich namens de bisschop ook bezig met het bestuur en de rechtspraak.
Na de verovering door prins Maurits in 1591 werd Deventer definitief Staats en viel dus niet langer onder het gezag van de Spaanse koning, maar behoorde nu tot de Republiek der Verenigde Nederlanden. Oorlog en vrede werden centraal in Den Haag geregeld.
De Bergpoort was de laatst gebouwde van de drie buitenpoorten die onderdeel vormden van de verdedigingsgordel waaraan tussen 1597 en 1634 steeds is gewerkt. De Bergpoort stond halverwege de huidige Kazernestraat naast de Boreelkazerne. (Maar die was er toen nog niet).
Nadat Deventer in 1591 voorgoed bevrijd was van de Spaanse overheersers werd de gereformeerde kerk) de enig toegestane kerkgemeenschap. De katholieke Mariakerk die begin 14e eeuw tegen de Grote Lebuinuskerk was aangebouwd, was nu niet meer nodig voo r kerkdiensten.
Op een stadsplattegrond van Johannes Blaeu is goed het stervormig patroon van de verdedigingsgordel om de stad te zien. Hoewel de stadswallen zijn afgebroken, is het stratenpatroon grotendeels hetzelfde gebleven.
Deventer was een vestingstad met zware verdedigingswerken. De stad had een dubbele stadsmuur, grachten en allerlei andere verdedigingswerken, zoals bolwerken, stadspoorten.
Overijssel was door allerlei interne twisten zeer verzwakt. Dat maakte het gewest tot een gemakkelijke prooi voor de bisschoppen van Münster en Keulen en Franse troepen, die in 1672 allemaal het gebied binnentrokken. Ook Deventer was een gemakkelijke prooi.
De snelle overgave van Deventer aan de bisschoppen van Münster en Keulen in 1672 werd door de andere gewesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden als verraad beschouwd. Maar ook Kampen en Zwolle gaven zich al snel over, waardoor heel Overijssel gemakkelijk in handen van de vijand viel.
Hendrick de Sandra is in 1619 in Amsterdam geboren en was daar eerst een welvarend koopman. Later koos hij voor een militaire loopbaan en kwam in 1657 in Deventer terecht. Van 1677 tot 1685 was hij gouverneur van de belangijke vesting Deventer. In 1676 kocht De Sandra twee naast elkaar gelegen huizen aan de (later naar hem genoemde) Sandrasteeg.
In 1329 wordt 'De Haere' voor het eerst genoemd, als 'Hof ter Hare'. Dit gebouw werd in 1559 afgebroken, waarna er een nieuw kasteel werd gebouwd, dat in 1778 door de toenmalige bezitter Jan van Suchtelen weer werd afgebroken. Hij liet op de fundamenten het huidige kasteel bouwen.
Deze strijdbijl van de indianen uit Brazilië heeft volgens het tekstbordje dat aan de steel hangt een rol gespeeld in de patriottenstrijd in Deventer. In juni 1787 was hij in het bezit van een Deventer patriot. Hoe de bijl hier terecht is gekomen is niet bekend.
De Oranjegezinden bleven van 1787 tot 1795 aan de macht. In de winter van 1794-1795 trokken Franse troepen Nederland binnen. Deventer kreeg zo'n zesduizend vluchtende huursoldaten van anti-Franse troepen binnen de muren. Op 2 februari 1795 werd het aftreden van het stadsbestuur geëist, waarop de magistraat inderdaad aftrad.
In 1849 wordt er in Deventer een nieuwe kazerne gebouwd voor soldaten. Dat gebouw aan de Houtmarkt bestaat nog steeds: de Boreelkazerne. Nu zijn er winkels in gevestigd.
Tot de Tweede Wereldoorlog kende Deventer veel bekende joodse zaken, zoals "De Sajetbaal", de groothandel in garens van M.S. Noach op de hoek van de Noordenbergstraat en het Klooster, en de groothandel in lompen en huiden van A.S. Noach, eveneens in de Noordenbergstraat.
Hartog (Han) Hollander werd in Deventer geboren op 5 oktober 1896 in een huis in de Walstraat. Zijn vader had daar een zaak in tweedehands spullen. Als jongen was hij in 1902 één van de oprichters van de Deventer voetbalclub Go Ahead, waarvan hij de naam bedacht.
In de Eerste Wereldoorlog is er bij Deventer niet gevochten. Wel kwamen er vluchtelingen naar de stad en lag de handel stil.
Deze kazerne, gebouwd als werkverschaffingsproject tijdens de crisisjaren en in 1938 in gebruik genomen, werd door de Duitse bezetter ingericht voor de opleiding van politieagenten. De cadetten van het politie-opleidingsbataljon kregen een strakke militairistische opleiding, helemaal volgens het Duitse model.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940 passeerden Duitse troepen de grens met Nederland. Wegversperringen en vernielingen leverden wel enige vertraging op maar verhinderden niet dat de opmars over de weg doorging. Een verrassing was de komst van een pantsertrein, gevolgd door twee treinen met manschappen.
Toen de kleine Joodse synagoge in de lange Bisschopsstraat in 1986 werd gesloten, werd dit gedenkteken ter nagedachtenis aan de 401 omgekomen joden uit Deventer verplaatst naar de eerste schrijfkamer in het stadhuis. Op de grote marmeren muurplaat staat in het Hebreeuws en in het Nederlands geschreven: Wegens hen is ons hart ziek, zijn onze ogen verduisterd Voor de plaat staat een katheder tussen twee koperen lantaarns.
Het monument op het Grote Kerkhof uit 1953 is een ontwerp van de Haagse beeldhouwer Dirk Wolbers. Op de sokkel staat een bronzen mannenfiguur met gebalde vuisten als een uitdrukking van verzet. Op de muur achter het monument staat te lezen: Zij hebben door hun leven meer gegeven dan veler jaren som ons geven kon Deze regels komen uit een gedicht over het verzet van Rie Cramer.
Tijdens de oorlogsjaren hebben honderden mensen uit Deventer en omgeving geprobeerd om de bezetters tegen te werken. Op verschillende manieren werden er acties ondernomen, zoals het traag uitvoeren van opdrachten, het onderdak bieden aan onderduikers, het vervalsen van papieren, het drukken en verspreiden van berichten, het wegsmokkelen van gezochte mensen of het uitvoeren van aanvallen op Duitse doelen.
Al in 1349 werden joodse Deventenaren vervolgd, omdat ze ten onrechte werden verdacht van de verspreiding van de pest, een dodelijke besmettelijke ziekte uit die tijd. Tot het eind van de achttiende eeuw bleef het voor joden moeilijk om in en bij Deventer een bestaan op te bouwen.
Dit monument uit 1999 van de beeldhouwer Karoly Szekeres herinnert aan plaatsgenoten die tijdens de Japanse bezetting van Indonesië van 1942 tot 1945 het leven lieten en aan de Nederlandse soldaten die in de periode 1946- 1949 in Nederlands-Indië sneuvelden.
Tegen het einde van de oorlog waren de bruggen van Deventer en dan vooral de spoorbrug het doelwit van de Geallieerden. Met de geallieerden bedoelen we de landen die samenvochten tegen Duitsland. De voornaamste reden van de bombardementen was om een einde te maken aan het vervoer vande vliegende bommen V-1 en V-2 door de Duitsers naar het westen van Nederland.
De Oxerhof is een landgoed dat vlakbij Deventer ligt Tijdens de oorlog gebruikten de Duitsers het landgoed als gevangenis. Begin april 1940 zaten er nog veertig verzetsmensen gevangen. Op 6 april gaf de Duitse commandant het bevel om dertig gevangenen vrij te laten.
Generaal T.G. Gibson was de commandant van de 7e Canadese brigade, die Deventer bevrijdde op 10 april 1945. Op 6 oktober van dat jaar ontving hij het ereburgerschap van Deventer.Op diezelfde dag kreeg de vroegere Zwolsestraat een andere naam: T.
Op 10 april 1945 werd de stad Deventer bevrijd van de Duitse bezetters. Dat ging niet zonder slag of stoot. Het was de Canadese Zevende Brigade onder leiding van generaal T.G. Gibson die de bevrijdingsoperatie uitvoerde.
Dit monument naast het gebouw Le Coin aan de Snipperling is opgericht ter nagedachtenis aan 7 jonge verzetsmensen uit Deventer die op de dag van de bevrijding zijn omgekomen.Zij hadden zich verschanst in de smeeroliefabriek Twentol, vlak bij de brug in de Zutphenseweg.
Nadat de Duitsers op 6 april 1945 de spoorbrug hadden verwoest, bouwden de Engelse genietroepen naast de vernielde spoorbrug in enkele maanden tijds een nieuwe brug. Op 1 november 1945 kon de zogenaamde Bailey-brug in gebruik worden genomen. De brug kreeg de naam Catherine Millerbrug, genoemd naar de dochter van de Engelse commandant Miller.
De stad Deventer heeft veel te lijden gehad van het oorlogsgeweld, met name van de bombardementen op de bruggen. Er zijn veel Deventer joden opgepakt en ook veel Deventenaren bij het oorlogsgeweld gedood.
Enkele jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam er opnieuw oorlogsdreiging, nu vanuit het communistische Rusland. De Nederlandse regering besloot in het geheim een verdedigingslinie aan te leggen van 120 km lang, de IJssellinie genaamd. Door een groot deel van Oost-Nederland onder water te kunnen zetten dacht men beter beveiligd te zijn tegen een mogelijke opmars van de Russen.