Turf was met name in de negentiende eeuw een belangrijke brandstof. Die werd met name via turfschepen naar de stad vervoerd en werd verhandeld aan de turfhaven, waar de turfschepen een aanlegplaats hadden.
In de Koerhuisbeek bij Deventer is een schedel gevonden van een jager. De schedel is uit ongeveer 8000 v. Chr. Jagersvolken trokken door de omgeving achter de kudden dieren aan, waarop ze jaagden. De eerste jagers in deze streek leefden hier vermoedelijk zo'n 100.
Ten oosten van de IJssel ontstonden er in de lager gelegen gebieden veenmoerassen.
In 1795 woonden er 9.000 mensen in de stad. In 1830 zo'n 13.000 en in 1849 al meer dan 15.000. Al die mensen woonden nog binnen de muren van de oude stad.
In de omgeving van de stad zijn op verschillende plaatsen urnen teruggevonden, waarin de as van overleden mensen werd begraven.
Grafheuvels uit de prehistorie zijn te vinden bij de Friezenberg (Markelo).
Het Pothoofd, een deel van IJsselkade, is een belangrijke plaats voor schepen om aan te meren.
De stadsbestuurders behoorden eeuwenlang tot de rijkste families. Het ging maar om een beperkt aantal geslachten. Ze woonden in grote, indrukwekkende huizen in de stad en hadden vaak ook nog een mooi buitenhuis op het platteland. De heren hadden vaak rechten gestudeerd en hun opleiding afgesloten met een lange educatiereis naar Frankrijk en Italië.
Op verschillende plaatsen zijn in Deventer straten te vinden met zwerfkeien, die in en in de omgeving van de stad gevonden zijn.
Kooplieden ontdekten al vroeg dat het handig was, als ze elkaar gingen helpen. Zo ontstonden er een soort verenigingen van kooplieden. We noemen deze verenigingen gilden. Ook andere mensen, die een zelfde beroep uitoefenden, gingen zulke gilden oprichten.
In de loop van de Nieuwe Steentijd (5300-2000 v. Chr.) schakelden de bewoners van deze streken geleidelijk over op een boerenbestaan.
Rond het begin van de jaartelling wonen er in het noordwestelijk deel van Europa Germanen. Een deel van dit gebied wordt niet door de Romeinen veroverd. In dat gebied ligt ook de huidige stad Deventer. Dit niet door de Romeinen veroverde gebied wordt
Liudger was de kleinzoon van een Friese edelman. Hij werd in het jaar 742 geboren in Zuilen bij Utrecht. Hij kreeg een opleiding aan de abdijschool van abt Gregorius in Utrecht, dezelfde Gregorius die Lebuinus naar de IJsselstreek stuurde om de Saksen te bekeren tot het christendom.
Vanaf de achtste eeuw ontstond er een kleine nederzetting langs de oevers van de IJssel, de 'Portus Daventre' genoemd. De oostzijde van de rivier was een geschikte plaats voor het aanleggen van schepen, omdat hier een laag zandstrand was, waar men sc
Naast het Bergkwartier kent Deventer nog een oude stadswijk waar in de middeleeuwen al veel bedrijvigheid ontstond: het Noordenbergkwartier. Uit opgravingen is gebleken dat het op een rivierduin gelegen gebied al vanaf de negende eeuw doorlopend bewoond is geweest.
Vanaf de achtste tot de achttiende eeuw was het Grote Kerkhof naast de Lebuinuskerk een echt kerkhof, waar mensen begraven werden.
Waar nu de oprit van de Wilhelminabrug is, lag vroeger de stadshaven van Deventer.
Deventer is na Utrecht een van de oudste kerkelijke centra in het noorden van ons land. De stad was in de negende en tiende eeuw zelfs bisschopsstad.
Bisschop Bernold (ook wel Bernoldus of Bernulfus genoemd) werd in 1046 door de Duitse keizer Hendrik III benoemd tot landsheer van het Oversticht, dat is ongeveer het gebied van de tegenwoordige provincies Overijssel en Drente. Van 1027 tot 1054 was Bernold bisschop van Utrecht.
Het gebied tussen Bergkerk en Brink wordt het Bergkwartier genoemd. In deze wijk zijn veel oude huizen gerestaureerd.
Tot 1827 werden mensen begraven in en rondom de Lebuinus- en Bergkerk.
In 1340 werd Geert Grote geboren als zoon van een rijke lakenkoopman. Zijn naam wordt ook wel geschreven als Geert Groote. Toen hij tien jaar was stierven zijn ouders aan de pest. Nadat hij in Deventer de Latijnse School had gevolgd, ging hij studeren aan de universiteit van Parijs.
Deventer heeft een prachtig groot stadsplein, de Brink. Daar worden tegenwoordig allerlei festiviteiten gehouden. Vroeger was dat ook al het geval, vooral tijdens de jaarmarkten die op het plein gehouden werden.
Florens Radewijns, geboren in 1350 en opgeleid aan de universiteit van Praag, raakte zeer onder de indruk van de levenswijze van Geert Grote en kwam daarom naar Deventer, waar hij zijn eerste leerling werd. Hij kreeg de leiding over de door Geert Grote rond 1381 gestichte Broeders van het Gemene Leven.
De plaquette op de muur van het huis op de hoek Bagijnenstraat en Hagensteeg herinnert aan het geboortehuis van Geert Grote aan de overkant van de Hagensteeg. In 1340 werd Geert grote daar geboren. In 1374 stelde hij dit ouderlijk huis beschikbaar aan de stad om er arme ongehuwde vrouwen in te laten wonen.
Thomas werd in 1379 of 1380 geboren in de Duitse stad Kempen, niet ver van Venlo. Toen hij twaalf jaar oud was reisde hij naar Deventer, waar hij de Latijnse school school bezocht. Hij vond onderdak in het arme-jongenshuis van de Broeders van het Gemene Leven.
Geert Grote stichtte rond 1381 de gemeenschap van de Broeders van het Gemene Leven in het huis van zijn leerling en vriend Florens Radewijns. Het woord 'Gemene' betekent dat zij gemeenschappelijk leefden door hun bezittingen te delen. Ze leefden net als de Zusters van het Gemene Leven heel sober en godsdienstig en hebben veel betekend voor de ontwikkeling van het onderwijs en de verspreiding van boeken.
Het Lamme van Diesehuis was een huis voor zusters van het Gemene Leven. Er zijn nog resten van dit huis te zien aan de Pontsteeg.
Florens Radewijns (1350-1400), de eerste leerling van Geert Grote, stichtte in 1385 na de dood van zijn leermeester de gemeenschap van de Broeders van het Gemene leven. Hij stelde leefregels op voor het huis, waarin hij met zijn medebroeders woonde. Samen besloten zij om alle inkomsten in een gezamenlijke kas te storten.
Alexander Hegius is bekend geworden als rector van de Latijnse school. Onder zijn leiding kwam de school tegen het eind van de vijftiende eeuw tot grote bloei. Alexander Hegius werd rond 1433 geboren te Westfalen in Duitsland. Hij bezocht de domschool in Keulen en daarna de universiteit van Rostock.
Paus Adrianus VI, de enige Nederlandse paus, werd in 1459 in Utrecht geboren als Adriaan Floriszoon Boeyens, zoon van een scheepstimmerman. Hij studeerde waarschijnlijk aan de Latijnse School in Deventer, in de tijd dat Alexander Hegius daar rector was.
Deventer is nog steeds een boekenstad. Er hebben zich hier in de loop der tijd veel drukkerijen gevestigd. Dat begon al tegen het eind van de vijftiende eeuw. Het oudst bekende gedrukte boek in Deventer stamt uit 1477 en is gedrukt door de boekdrukker Richard Paffraedt, die vanuit Keulen naar Deventer was gekomen.
Drukker Jacob van Breda was een leerling van Richard Paffraet. Hij kwam in 1483 naar Deventer en was hier werkzaam tot 1518. Hij woonde op de hoek van het Grote Kerkhof en de Polstraat naast de Latijnse school. Jacob drukte vooral schoolboeken voor de studenten van die school.
Anna van Twickelo leefde van 1508 tot 1605 en was gehuwd met Marten Boedeker. Het geld dat Anna van Twickelo en haar zoon Balthasar Boedeker (1540-1617) na de dood van Balthasar aan de stad Deventer nalieten was bedoeld om er een katholieke universiteit van te stichten.
“Ao 1617 de(n) 11 februarii starf joncker Balthazar Boedeker. Deze tekst is te lezen op dit grafzerk van Balthasar Boedeker. Het bevindt zich in de Grote of Lebuinuskerk. Balthasar Boedeker leefde van 1540 tot 1617. Hij is bekend geworden als grondlegger van het Athenaeum.
Jan Pieterszoon Sweelinck werd in 1562 in Deventer geboren. Zijn vader was organist in de Grote of Lebuinuskerk. Toen Jan twee jaar was verhuisde het gezin naar Amsterdam waar vader Pieter organist werd van de Oude of Sint-Nicolaaskerk. Al op zeer jonge leeftijd leerde Jan van zijn vader orgelspelen.
Aegidius de Monte, geboren in de Zuidelijke Nederlanden, heette eigenlijk Jillis van den Berge in het Nederlands, of Gilles du Mont in het Frans. Hij was overste van een klooster in Leuven, totdat hij in 1570 tot bisschop van Deventer werd benoemd. Hij was een strenge geestelijke, fel tegen godsdienstige vernieuwingen en niet erg geliefd.
Jacobus Revius leefde van 1586 tot 1658. Hij werd geboren in Deventer als Jacob Reefsen en overleed in Leiden. Hij studeerde theologie in Leiden en Franeker en was van 1614 tot 1642 predikant in Deventer. In 1618 werd Revius belast met de zorg voor de stadsbibliotheek.
Achter de Grote of Lebuinuskerk aan de Kleine Poot stonden vanaf de elfde eeuw de kapittelhuizen. Daarin woonden de kapittelheren, die samen het kapittel vormden. De kapittelheren, ook wel kanunniken genoemd, zorgden voor de kerkdiensten. Daarnaast hielden ze zich namens de bisschop ook bezig met het bestuur en de rechtspraak.
Gerard ter Borch werd in 1617 in Zwolle geboren in een schildersfamilie. Hij leerde het schildersvak van zijn vader Gerard ter Borch de Oude. Toen hij jong was woonde en werkte hij in Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje, waar hij zelfs aan het hof van koning Filips II werkte.
Arnold Moonen werd in 1644 in Zwolle geboren. Hij werd predikant in Deventer, maar was in zijn tijd ook een bekend dichter, taalkundige en geschiedschrijver. Het meest bekend is hij geworden door zijn werk Nederduytsche Spraekkunst (1706). Dit was volgens deskundigen de beste Nederlandse grammatica die tot dan toe verschenen was.
De Deventer schilder Gerard ter Borch (1617-1681) schilderde tussen 1670 en 1680 dit kleine portret van de burgemeester en geleerde Gisbert Cuper uit Deventer. Het schilderij is in olieverf op koper geschilderd en is slechts 19 centimeter hoog. Cuper draagt een grote blonde pruik en een paarsrode kamerjas afgezet met wit bont.
Deventer was een vestingstad met zware verdedigingswerken. De stad had een dubbele stadsmuur, grachten en allerlei andere verdedigingswerken, zoals bolwerken, stadspoorten.
Simon Tyssot de Patot is in 1655 in Londen geboren en behoorde tot een Franse Hugenotenfamilie. (Hugenoten: in de zestiende en zeventiende eeuw de Franse benaming voor protestanten, die in het katholieke Frankrijk vaak vervolgd werden). Na enige omzwervingen kwam Tyssot de Patot in Deventer terecht, waar hij in 1688 tot lector aan het Athenaeum Illustre werd benoemd om daar openbare lessen in de wiskunde te geven.
Hendrick de Sandra is in 1619 in Amsterdam geboren en was daar eerst een welvarend koopman. Later koos hij voor een militaire loopbaan en kwam in 1657 in Deventer terecht. Van 1677 tot 1685 was hij gouverneur van de belangijke vesting Deventer. In 1676 kocht De Sandra twee naast elkaar gelegen huizen aan de (later naar hem genoemde) Sandrasteeg.
In het huis Polstraat 7 woonde Simon de Vries, die leefde van 1723 tot 1793. Deze bierbrouwerszoon was een doopsgezinde hoogleraar aan het Athenaeum Illustre en een vooraanstaand Deventer patriot. Hij vertaalde diverse bekende boeken uit het Frans, Duits en Engels.
Op de grafzerk van Gerrit Schimmelpenninck in de Bergkerk komt dit familiewapen voor. Het bevat twee gekruiste sleutels, omlijst door bladversieringen. Boven het schild een gevleugelde helm met daarin opnieuw twee gekruiste sleutels. Onderaan de Latijnse spreuk: HONOS ANTE DIVITIAS.
Een nationaal bekende figuur uit de Bataafs-Franse tijd is de in Deventer geboren Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825). Hij was van adellijke komaf en de zoon van een wijnkoper, die aan de Brink woonde (nu Brink 23, het Schimmelpenninckhuis). Rutger Jan volgde het Deventer Athenaeum Illustre en studeerde rechten in Leiden.
In 1329 wordt 'De Haere' voor het eerst genoemd, als 'Hof ter Hare'. Dit gebouw werd in 1559 afgebroken, waarna er een nieuw kasteel werd gebouwd, dat in 1778 door de toenmalige bezitter Jan van Suchtelen weer werd afgebroken. Hij liet op de fundamenten het huidige kasteel bouwen.
Johannes van Vloten (geboren te Kampen in 1818) is bekend geworden als hoogleraar aan het Athenaeum Illustre van Deventer. Hij werd er in 1854 aangesteld tot hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde. Van Vloten is een bekend schrijver geworden van artikelen en boeken op de gebieden van wijsbegeerte, politiek, geschiedenis en taal- en letterkunde.
Op het plein dat nog steeds de Beestenmarkt heet, werden rond 1830 al veemarkten gehouden. Officieel kreeg het plein die naam toen de gemeenteraad daartoe in 1887 besloot.
In 1829 wordt het verboden om in de binnenstad van steden en dorpen mensen te begraven. In Deventer wordt daarna aan de Diepenveenseweg een begraafplaats in gebruik genomen.
in het jaar 1800 werd in Deventer een tekenschool opgericht. De tekenschool heette vanaf 1819 'Teeken-Academie-School' en was in het begin bestemd voor jonge ambachtslieden. Later werd de school ook bezocht door betalende cursisten.
De Raambuurt is tegenwoordig een oude woonwijk aan de rand van de binnenstad van Deventer. Het was vroeger het eerste industriegebied van de stad. Dat is nog steeds wel te zien aan de huizen die er staan.
De joodse begraafplaats maakt deel uit van de oude Algemene Begraafplaats aan de Diepenveenseweg en is met een stenen muur daarvan gescheiden. Het kerkhof stamt uit 1870. Daaarvoor was er al een joodse begraafplaats in het gebied Voorstad Centrum. Die begraafplaats moest geruimd worden bij de sloop van de stadswallen.
Omstreeks 1880 werd de Leeuwenbrug over de Singelgracht tegenover de Keizerstraat gebouwd. De brug ontleende haar naam aan de leeuwen die de hoeken sierden. Links van de brug (komend vanaf het station) stond het grote hotel 'De Leeuwenbrug', gebouwd tussen 1923 en 1926.
Er was op de spoorbrug een perronnetje waar de stoptrein naar Apeldoorn stopte.
Deventer kende een eigen industriespoor. Het netwerk van die spoorlijnen liep dwars door de stad. Er waren verschillende fabrieken op het industrieterrein die een spoorverbinding hadden.
Na afschaffing van de vestingwet in 1871 werd besloten om op de plaats van de stadswallen en grachten een park aan te leggen. De bekende Amsterdamse tuinarchitect Leonard A. Springer kreeg de opdracht een plan te maken voor de inrichting van het park.
Het Vogeleiland, gelegen middenin het Rijsterborgher- of Oude Plantsoen, is ontstaan na de afbraak van de vestingwerken in de jaren 1888 en 1889. Tuinarchitect L.A. Springer had van het stadsbestuur de opdracht gekregen om op die plek bij de Singel een nieuw plantsoen aan te leggen.
De naam Kluwer is in Deventer sinds 1889 bekend. In dat jaar kwam onderwijzer en boekhandelaar Aebele Kluwer naar Deventer om hier aan de Singel een uitgeverij te beginnen. Hij begon in 1898 met het uitgeven van het nieuws- en advertentieblad 'Vraag en aanbod', dat een groot succes werd.
Etty Hillesum, geboren in 1917, was een Joods schrijfster, die beroemd werd door haar brieven en dagboeken. Ze woonde van 1924 tot 1932 in Deventer, waar zij het stedelijk gymnasium bezocht. Haar vader was rector van die school. Etty Hillesum vertrok in 1932 na het behalen van haar gymnasiumdiploma naar Amsterdam waar zij aan de universiteit rechten studeerde en Slavische talen.
Omdat veel Deventer fabrieken hun producten in blik wilden verpakken begon Johan Hendrik Ankersmit in 1919 aan de Molenstraat een blikfabriekje. Zijn twee schoonzonen Thomas Thomassen en Frits Drijver werkten mee in de leiding van het bedrijf. Naar hen werd de fabriek genoemd toen het in 1934 verhuisde naar de Veenweg, waar de fabriek zich sterk uitbreidde.
In 1959 publiceerde de gemeente Deventer het plan Deventer Dubbelstad. Daarin zou Deventer door middel van een sprong over de IJssel uitgroeien tot een stad van 250.000 inwoners. De dubbelstad zou gebouwd moeten worden aan de overkant van de IJssel en 120.
Al in 1958 hadden enkele mensen, onder wie de ondernemer Paul Schoemaker en enkele gemeentebestuurders, de koppen bij elkaar gestoken en waren in Skandinavië gaan kijken hoe een kunstijsbaan eruit zag. De Koninklijke Nederlandse Schaatsbond en de Nationale Sport Federatie steunden het plan om in Deventer een kunstijsbaan aan te leggen.