Patriottenstrijd

Vanaf 1750 groeide onder de burgers in Deventer de ontevredenheid over het stadsbestuur. Een aantal leiders van deze groep, waaronder hoogleraar Van der Marck, de predikant Simon de Vries en Rutger Jan Schimmelpenninck kwamen met nieuwe ideeën over de manier waarop de stad bestuurd zou moeten worden. Zij behoorden tot de patriotten. De patriotten hadden genoeg van de vriendjespolitiek en wilden een stadsbestuur dat meer rechten en vrijheden zou geven aan het volk. Zij richtten een vrijcorps op om zich tegen Oranjegezinde bedreigingen te kunnen verdedigen. De oranjegezinden waren de aanhangers van stadhouder Willem V.

Er volgden tussen 1783 en 1795 enkele onrustige jaren. Vooral het jaar 1787 was zeer roerig. De patriotten riepen de hulp in van vrijcorpsen uit Zwolle, Bathmen en Rijssen om de Oranjegezinden in Deventer onder bedwang te houden. Toen enkele leden van het Zwolse vrijcorps de Oranjesociëteit 'Het Dorstige Hert' in de Grote Overstraat binnentraden, braken er gevechten uit tussen zo'n driehonderd Oranjegezinden en de vrijcorpsen van de patriotten, waarbij vijf doden vielen. Het stadsbestuur sloot daarop de Oranjesociëteit.
Maar later dat jaar ontwapenden Pruissische troepen, die de stadhouder te hulp schoten, het Deventer vrijcorps. Het hele stadsbestuur werd door Oranjegezinden vervangen. Oranje-aanhangers vernielden en plunderden de huizen van de patriotten die de stad uitgevlucht waren.