Bommen Berend

De snelle overgave van Deventer aan de bisschoppen van Münster en Keulen in 1672 werd door de andere gewesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden als verraad beschouwd. Maar ook Kampen en Zwolle gaven zich al snel over, waardoor heel Overijssel gemakkelijk in handen van de vijand viel. Hiermee maakte Overijssel zich gehaat bij de Staten-Generaal in Den Haag.
Gedurende twee jaar was de stad in Keulse handen. De bezetting was rampzalig. De Keulse bisschop ontnam de tot nu toe zelfstandige stad veel van haar rechten. Deventer moest inkwartiering van vijandelijke soldaten toelaten en veel soldij betalen. Door geldgebrek moest het stadszilver, dat op het stadhuis bewaard werd, tot geldstukken omgesmolten worden.
Deventer werd pas in 1674 ontruimd nadat de stad een grote geldsom aan de vijand had betaald. Als gijzelaars werden vijf stadsbestuurders meegenomen. Ze werden pas vrijgelaten toen Deventer veel geld betaald had.
Nadat in 1675 Willem III stadhouder was geworden ging deze zich met de benoeming van de leden van het stadsbestuur bemoeien, als een soort straf voor hun snelle overgave. Veel Deventenaren waren het hier niet mee eens, want zij hadden niet veel op met een stadhouder, en bovendien wilden ze hun zelfstandigheid terug. Maar hun protesten hielpen niets.

Verw. 1: Rampjaar 1672