Pest

Tussen 1347 en 1451 vielen naar schatting een derde van alle Europeanen ten slachtoffer aan deze ziekte, die ook wel 'de Zwarte Dood' werd genoemd. De meest voorkomende vormen van pest waren de builenpest en de longpest. De ziekte werd door rattenvlooien op mensen overgebracht.

Ook in Deventer nam in de veertiende eeuw de bevolking met een derde af vanwege de pest. Voor het eerst gebeurde dat in 1349 en 1350; voor het laatst in 1636. In die tweehonderd jaar kwam de pest regelmatig terug, zoals in 1384, toen Geert Grote er aan stierf. In 1398 werd het aantal doden door een ooggetuige van de Zusters van het gemene Leven op vijftig oer dag geschat. Vaak kregen de joden de schuld van het uitbreken van deze ziekte.Zij zouden de waterputten vernietigd hebben. De Broeders en Zusters van het Gemene Leven zetten zich in voor de verzorging van pestlijders. In 1472 werd op de plaats van ge tegenwoordige Fermerie in de Molenstraat een pestengasthuis gesticht, het Geertruidengasthuis genoemd. Sint Geertruid werd vereerd als beschermheilige van de pestlijders. In een gewelfschildering in de Grote of Lebuinuskerk staat zij afgebeeld met twee ratten onder haar voeten.

Toen er aan het eind van de negentiende eeuw een nieuw ziekenhuis gebouwd werd aan de Singel, het Geertruidenziekenhuis, werd het poortje van het pestengasthuis verplaatst naar de Singel. Tegenwoordig staat dit poortje voor het nieuwe Deventer Ziekenhuis.