Koekbakkers

In de zeventiende eeuw groeide het aantal bakkers dat zich in Deventer vestigde. Er was veel behoefte aan bakkers omdat, behalve de Deventenaren zelf, ook de vele ingekwartierde soldaten en hun gezinnen van brood moesten worden voorzien.
Veel van de Deventer bakkers waren ook koekbakker.
Deventer koek was al in de middeleeuwen zeer geliefd. Deze koek was lang houdbaar (veel langer dan brood) en dus bij uitstek geschikt om in verre streken te verkopen, of om zelf op te eten gedurende de lange (zee)reizen. Er bestond peperkoek, kruidkoek en sukadekoek.
In 1637 waren er in Deventer vijfentwintig koekbakkers, die allen lid waren van het koekbakkersgilde. In 1694 werden er 714.500 koeken geëxporteerd.
In 1593 werd de naam Schutte ingeschreven in het reglement van het Deventer bakkersgilde. De eerste bakkerij met de naam 'De van Oudsher Gekroonde Allemansgading' werd geopend. Andere bekende koekbakkerijen waren, behalve Bussink: Klopman Baerselman, Wolsink, Pieterman en de firma Coelingh in de Assenstraat.
In 1820 nam Jacob Bussink koekbakkerij Schutte over. Bussink is als enige Deventer koekbakker blijven bestaan, al maakt de fabriek tegenwoordig deel uit van een internationaal bedrijf.
Op de Brink staat het koekhuisje van Bussink, een ouderwets ingerichte koffie- en theeschenkerij.