Heidevelden

Halverwege de Nieuwe Steentijd (5500 – 2100 voor Chr.) vestigden de eerste boeren zich in de buurt waar later Deventer ontstond. Het landschap veranderde daardoor. Om akkers te maken brandden de boeren stukken oerbos af en kapten ze bossen. Doordat er nog onvoldoende bemest werd, raakte de landbouwgrond na een aantal jaren uitgeput en trokken de boeren verder, waar het kappen en platbranden opnieuw begon. De uitgeputte akkers veranderden geleidelijk in heidevelden.
Heideplaggen werden gebruikt voor het maken van grafheuvels, later ook voor huttenbouw en bemesting. Schapen vonden er voedsel.