Verzet tegen regenten

Jarenlang had de regentenstand het in Deventer voor het zeggen. Buitenstaanders kwamen er nauwelijks aan te pas. Alle ambten werden binnen de regentenfamilies gehouden door hier vaste afspraken over te maken: als jij dit voor mij (of voor mijn zoon of kleinzoon) doet, dan regel ik iets voor jou (of voor jouw zoon of kleinzoon). Deze afspraken werden in de achttiende eeuw 'contracten van correspondentie' genoemd. Wie daaraan meedeed verkocht een ambt aan de meest biedende. Dit systeem werkte corruptie in de hand. Of iemand wel geschikt was voor een functie was totaal niet van belang. Soms werden kinderen al aan baantjes geholpen, waarvoor zij geld uit de stadskas kregen.
Natuurlijk waren degenen die buiten deze regentenkliek vielen hier niet blij mee. In Deventer kwam daar nog bij dat veel Deventenaren ook niet erg dol waren op de stadhouder, die de regentenbenoemingen moest goedkeuren.
Toen Willem III in 1702 overleed, roken de anti-oranjegezinden hun kans en wilden hun macht weer terug. Maar degenen die door Willem waren benoemd wilden hun macht niet afstaan. Dit veroorzaakte de nodige rellen, 'plooierijen' genoemd. Vooral de leden van de gilden kwamen voor zichzelf op en vroegen om verkiezingen door de gehele burgerij. In 1703 werd een aantal van hen inderdaad in de gezworen gemeente gekozen, al was dit slechts van tijdelijke aard.
Afb. sugg.: portret Gerhard Mariënburgh, gemeenschapsman (zie p. 208 ALT [HMD])