Rechtspraak

Rechtspraak en bestuur waren tot de Franse Tijd niet gescheiden. Leden van het stadsbestuur hadden tot 1810 zitting in de vijf rechtbanken die de stad kende. Alle vijf rechtbanken hielden zitting in het stadhuis. De hoogste rechtbank was het college van schepenen en raden zelf. Zij hadden het recht om de doodstraf op te leggen. In het stadhuis waren kerkers waar verdachten opgesloten werden. Zij werden verhoord, al dan niet op de pijnbank. Na de rechtszitting werden misdrijf, bekentenis en strafmaat in het openbaar voor het stadhuis voorgelezen. De rechtspraak was vaak wreed (veel lijfstraffen) en de straffen waren hoog. De straffen werden in het openbaar voltrokken. Roofmoordenaars werden vaak geradbraakt, herhaalde diefstal werd door ophanging bestraft en voor moord en doodslag was de straf onthoofding. Op eenvoudige diefstal stond geseling en/of brandmerking. Voor het stadhuis en op de Brink werden doodvonnissen voltrokken. De dode lichamen van de misdadigers werden op de Galgenbelt tentoongesteld, ter afschrikking. In Deventer werd in 1732 het laatste doodvonnis voltrokken. Alle straffen waren nauwkeurig omschreven in de stadsboeken.
In de Franse Tijd werd het gehele rechtsstelsel herzien. Vanaf 1804 werd het Bouwershuis op de Brink als rechtbank gebruikt. Ook hier is een cellencomplex, onder het gebouw Walstraat 20, dat tot 1905 gebruikt werd.
Deventer behield zijn rechtbank tot 1877. Toen werd Zutphen arrondissementsrechtbank voor Deventenaren; eind twintigste eeuw werd dat Zwolle. Het gebouw op de Brink is nu alleen nog maar in gebruik als kantongerecht en voor politierechterzittingen.
Afb.: bijv. het brandijzer met de Deventer adelaar (Ach Lieve Tijd, p. 157 rechsboven)
Verw. 1: Stadsbestuur; verw. 2: Ketel aan de Waag; verw. 3: Bouwershuis

Dit artikel hoort bij:


bestuur

persoon